Optimale snijlengte voor de silage van ronde balen
Hoe kan voederverlies voorkomen worden?
Steeds weer zijn er controversiële discussies over de snijlengte bij de silage. Een zeer belangrijk onderwerp met betrekking tot basisprestaties van diervoeders en de gezondheid van dieren. Laten we eens kijken naar de voor- en nadelen van de verschillende snijlengtes van gras en hoe deze het voederen kunnen beïnvloeden.
Welke snijlengtes zijn nuttig?
Snijlengtes tussen 2 en 5 cm zijn bijzonder gunstig voor de silage van gras. Met deze lengte kan de suiker tijdens het inkuilproces op grotere schaal ontsnappen en wordt de pH-waarde sneller verlaagd. De plantencel kan op deze lengte heel goed worden afgebroken, zodat het celsap naar buiten komt. Plantaardige ingrediënten zijn beter beschikbaar en de melkzuurbacteriën worden gemobiliseerd. Daardoor vindt de melkzuurgisting sneller plaats. Kortgesneden silages hebben een laag boterzuurgehalte, terwijl de waarden voor lange kuilvoedergewassen twee keer zo hoog zijn. Een goede verdichting, een ideale benutting van de kuilruimte, minder verliezen en een stabielere fermentatie kunnen worden bereikt met een kortere snijlengte. Bij ronde balen worden deze punten altijd in één handeling geoptimaliseerd.
Het verbetert ook de voederopname. Als vuistregel geldt: hoe droger het snijgewas, hoe korter de lengte. Korte snijlengtes kunnen beter aangehouden worden met een hakselaar dan met een opraapwagen. Bij de rondebalenpers van GÖWEIL zijn de ideale lengtes al precies ingesteld en kunnen ze precies worden aangehouden. Vooral bij hogere drogestofgehaltes is dit een voordeel. Bij conventionele voedersystemen is, afhankelijk van het drogestofgehalte en het vegetatiestadium, de lengte van het kuilgewas 2-4 cm.
Hoe kan voederverlies worden voorkomen met de silage van gras?
Intussen is het vanzelfsprekend geworden om met de rondebalenpers het graskuilvoer te produceren of, als er geen hakselaar is, om het met de hakselaar te hakselen. De snijlengte heeft een aanzienlijke invloed op de voederopname. Het kan voorkomen dat de melkgift daalt ondanks hoogwaardige silage. Dit kan aan de verkeerde lengte liggen, die de koeien niet graag eten en uitsorteren. Het potentieel van het berekende rantsoen wordt niet meer benut. Dit kan worden verholpen door een goede organisatie en voorbereiding. De koeien eten dan liever het voer en selecteren minder. Een hoge voederopname wordt gegarandeerd als de factor "lengte" van meet af aan in de kuilvoederketen wordt opgenomen. Het voer mag ook niet te kort zijn (minder dan 2 cm), zodat de structurele doeltreffendheid van het rantsoen niet verloren gaat. Koeien reageren snel op een gebrek aan structuur met een lagere voederopname, wat resulteert in een dalend melkvetgehalte. In het verdere verloop kunnen stofwisselingsstoornissen optreden. Ook de afvoer- en opslagtechniek van de silage kan leiden tot lengteverandering.
Hoe wordt een gelijkmatige snijlengte bereikt?e?
Ongeacht hoe de kuilvoerketen er uitziet: een goede communicatie vooraf is belangrijk. Er moet duidelijk worden gemaakt welk snijsysteem en welke snijlengte beschikbaar zijn op de rondebalenpers. Onze G-1 F125 bevindt zich in het optimale geheel met zijn exacte snijlengte van 35 mm. Als er geen snij-inrichting is, moet de hakselaar worden ingesteld om het gras verwerken. Er moet rekening mee gehouden worden dat veel machines alleen zijn uitgerust met halve messen. Als de gewenste lengte 4 cm is, worden de halve messen ingesteld op 2 cm. Dit is vaak niet bekend, maar leidt uiteindelijk tot een verdubbeling van de lengte en dus tot een verslechterde voeropname. De snijlengte moet altijd in overeenstemming zijn met het drogestofgehalte en de hoeveelheid.
Het binnenkomende kuilvoeder dient tijdens de oogst regelmatig te worden gecontroleerd met een schudbak. Dit is de enige manier om de exacte lengte te bepalen. Deze methode wordt sinds het begin van de jaren negentig in de VS gebruikt. De methode is hier niet zo bekend, maar is heel effectief. De schudbox moet bijvoorbeeld op een houten plank worden geplaatst en tijdens een werkproces altijd door dezelfde persoon worden bediend, anders krijgt men te maken met een vertekend beeld. Ongeveer 100 g wordt afgewogen en twee tot tien keer geschud. Drie zeven boven elkaar, met verschillende maatopeningen, geven de verdeling weer na het schudden. 30-50 % van het mengsel moet dan in de bovenste zeef terechtkomen, de rest in het midden of onderin, zodat het resultaat ideaal is. Een hoger aandeel zou niet doeltreffend zijn en tot een grotere voederselectie bij de dieren leiden. Als het kuilvoer te nat is, kunnen er ook veranderingen in het resultaat optreden. De verdeling van de deeltjes kan sterk verschillen per graskuilvoer. Daarom mag het gewas niet met het blote oog worden bepaald.
Conclusie
Lengtes van meer dan 5 cm leiden reeds tot een achteruitgang van de kwaliteit tijdens het inkuilproces. Bij de volgende voedering kan de melkgift dalen doordat de koeien ongeschikte lengtes kiezen. Te korte snijlengtes leiden ook tot een daling van de voeropname. Afstemming vooraf met de loonwerkers en de bestuurders leidt tot een hoge silage- en voederkwaliteit. Bij de rondebalenpersen zijn de voorwaarden precies afgestemd op de eisen en dat scheelt een hoop tijd. Het gebruik van de schudbak optimaliseert bovendien de voeropname. Wij beschikken nog niet over referentiewaarden voor de optimale verdeling van graskuilvoer met de schudbak. Voederadviseurs of loonwerkers kunnen waardevolle tips en ervaring verstrekken voor correcte procedures en resultaten. Hoge melkopbrengsten kunnen worden bereikt en gehandhaafd met de ideale snijlengte. Ook de voerprestaties en de diergezondheid worden positief beïnvloed. Kosten worden geminimaliseerd. Een extra inkuilprotocol biedt conclusies en aanwijzingen voor toekomstige sneden.
Welke thema's interesseren u nog meer?
Stuur ons uw suggesties per mail naar marketing@goeweil.com